donderdag 7 april 2011


Mijn ogen willen niet meer horen.
Mijn oren willen niet meer zien.
Mijn handen willen niet meer ruiken.
Mijn neus wil niets meer voelen.
Mijn mond wil niets meer proeven
van de metaalachtige smaak van het woord astrocytoom.

Van in den beginne, was er die smaak. Het moment dat de neuroloog zijn hand uitstrekte en voorzichtig mijn arm aanraakte, medelevend, diep menselijk empathisch. Van het soort dat je niet wil nodig hebben.
En met een enkele aanraking verdween de wereld en het houvast onder mijn voeten..
Toen reeds proefde ik de ziekte op mijn tong.
Dit komt niet goed, dit komt niet goed.

Ooit denkende, mijn kind mijn kind, wanneer stop je es met praten, mijn oren tuiten!
en nu inwendig schreeuwende, praat mijn kind in godsnaam praat!

Woorden vinden moeizaam hun weg, dinges is een woord dat we allebei begrijpen. Dinges en je weet wel he.
Ja dinges, ik probeer het aan te voelen. En met zwarte humor te verlichten.

Terwijl ze op de zetel ligt, wegzakkend en weer terug komende, mijn argusogen voor een lange tijd op haar gericht, neem ik een rookpauze in de keuken en laat mijn tranen heel even lopen, heel stilletjes,
zodat ze het niet merkt, terwijl zij waarschijnlijk in haar eigen wereld van afgrijzen en wanhoop vertoeft.
Ik hou van je ik hou van je, verlaat me niet. Laat ons asjeblief de communicatie behouden.

Mijn kind mijn kind. Dit heb ik nooit gewild toen ik een kind wou. Het spijt me zo.
Jezus Maria Jozef het spijt me zo. Misschien was je beter nooit geboren dan was je deze lijdensweg bespaard gebleven.

Ik heb het nodig om mijn gedachten een uitlaatklep te geven. Ik besef ook dat facebook hoofdzakelijk een 'happy' medium is. Ik zoek naar een alternatief om mijn gedachten neer te pennen, een dagboek is niet genoeg
omdat ik ergens wel gehoord wil worden. Dus doe ik het voorlopig nog hier, voel je niet geroepen om te antwoorden. Het hoeft niet. Als ik maar af en toe naar de wereld kan schreeuwen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten